Het Oud Romeins Alfabet
 

Van de Etrusken erfden de Romeinen het alfabet

A.B.C.D.E.F.Z.H.I.K.L.M.N.O.P.Q.R.S.T.V.X.

 

Een van keizer Claudius’ voorvaderen introduceerde de aan het Grieks

ontleende letter Y en de Z verhuisde naar de laatste plaats.

De K.Y. en de Z. werden alleen gebruikt voor woorden van Griekse

oorsprong.

De kleine letter bestond in het begin niet doch ontwikkelde zich

later uit de cursieve versie van de hoofdletter:

 a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

 

Onder keizer Claudius (41-54) werd het alfabet enigszins aangepast,

te beginnen met een drietal die onmiddellijk na zijn dood in onbruik

geraakte en hier dus niet ter zake doen (Tacitus Annalen XI [10]: 14).

 

Vóór Claudius’ tijd hadden de Romeinen een enkele letter voor de klinker

en medeklinker waar voor wij nu gebruiken de letters U en V.

Deze wordt uitgebeeld door ‘u’ als een kleine letter en door ‘V’ in

hoofdletter. Bijvoorbeeld; Octauianus werd Octavianus.

Zo ook de letter i, deze staat voor onze klinker i en onze medeklinker J,

bijv.Iulius Caesar werd Julius Caesar.

 

Met de V werd echter ook het getal 5 aangegeven. Het getal 4 werd

aangeduid met IV wat door de Romeinen werd vermeden omdat het

tevens de begin letters vormde van de naam van de oppergod IV(piter)

i.e. Iupiter. Om diens gramschap te vermijden gebruikte men hiervoor

liever de cijfer combinatie IIII.

 

Waar de letters C en Cn oorspronkelijk de begin letters vormde van de

voornamen Caius en Cnaeus werd bij de laatste de C vervangen door de

letter G, dus Gnaeus. Bij de invoering van de letter G hield men zich

echter aan de traditionele afkorting.

 

Na Claudius werden geen nieuwe letters toegevoegd aan het Latijnse

alfabet tot aan de Middeleeuwen toen de W er bij kwam.